De noodzaak van duurzaam produceren en hergebruik van grondstoffen wordt steeds duidelijker, ook in de wereld van textiel. Kopen en dragen van vintage en tweedehands kleding is geen teken van armoede meer, maar is een statement geworden. Onderzoek binnen museumcollecties laat zien dat duurzaamheid en hergebruik bij textiel van alle tijden is: de meeste stukken blijken eindeloos vermaakt en gerepareerd. Er is een groeiende belangstelling voor huishoudelijk textiel en technieken als damast weven en (goud)borduren. Textiele ambachten worden opnieuw gewaardeerd. Onder de noemer Revival van textiel wordt in dit nummer van Studies in Textiel aan deze ontwikkelingen aandacht geschonken.
Prijs: € 20,00 exclusief verzendkosten
ISBN: 9789083092713
Samenvattingen
Zo heurt het (niet!): het versleten linnengoed van de barones
Verslag van de tentoonstelling
Sanny de Zoete
Al meer dan twintig jaar bewaart Sanny de Zoete zeer versleten linnengoed van Odette Graber. Odette, Zwitserse van geboorte, verpleegt in 1937/1938 Jacob Asueer, baron Schimmelpenninck van der Oye, die in Zwitsersland vanwege zijn tuberculose komt kuren. Ze raken echt verliefd, maar de oorlog steekt een spaak in het wiel; ze kunnen pas in oktober 1945 trouwen. Odette neemt in ieder geval wat bedlinnen en wat handdoeken mee, die gemerkt zijn met haar merk OG. In Nederland heerst een grote textielschaarste en blijkbaar krijgt ze daarom ook nog linnengoed van haar schoonmoeder, Wilhelmina barones Schimmelpenninck van der Oye-de Beaufort, dat nog afkomstig is uit haar eigen linnenuitzet uit 1901. Gemerkt met de letters SOB. Alles slijt en Odette repareert en repareert. Ze heeft het blijkbaar nooit geleerd, want ze doet het niet vakkundig.
Museum Leids Wevershuis is met haar écht authentieke uitstraling het passende decor voor een tentoonstelling. Hier ontmoeten armoede en zuinigheid elkaar en vertellen samen het verhaal van een tijd waarin linnengoed, onze ‘derde’ huid een belangrijke plaats innam in het leven van arm en rijk.
Een kijk in de wereld van de vintage
Saskia van Gemeren
Nadat in de jaren 1960 duidelijk werd dat er een markt was voor de verkoop van tweedehands kleding ontstonden er al snel vintage winkels in Nederland. Ook nu nog zijn ze razend populair. Hoe werkt deze kringloop van mode-items?
Hun inkoopadressen houden handelaren streng geheim en ze delen met vrijwel niemand. De meeste kleding komt uit de bakken van organisaties die afgedankte textiel inzamelen. Veel van deze kleding wordt in kledingbalen doorverkocht aan groothandelaren, sorteerbedrijven of soms direct aan de vintagehandelaar.
Er wordt over het algemeen over vintagekleding gesproken als hij uit de jaren 1950 tot en met de jaren 1980 komt. De eerste stap bij het analyseren van een kledingstuk is kijken naar de stijl, want elk decennium heeft zijn eigen kenmerkende stijl. Maar belangrijker nog is het label Dat label vermeldt de plaats van fabricage, het materiaal en het merk (of juist niet) Deze informatie geeft aanwijzingen over ouderdom en herkomst.
Opvallend aan vintage kleding is dat het gedachtengoed van de jongeren uit de jaren 1960 en 1970 nog steeds wordt uitgedragen door de hedendaagse jongeren. Zij mixen, matchen en creëren de mooiste combinaties. Er wordt met vintage kleding nog steeds mode gemaakt.
SUSTAINED: Revival van damast
Mattanja Coehoorn sprak met Sara Vrugt
Textielkunstenaar Sara Vrugt (1981) ontwerpt met naald en draad, humor en een idealistische inslag. Haar borduurwerken en gemeenschapsprojecten raken aan maatschappelijke thema’s. Ze laat haar publiek met een frisse blik naar het dagelijks leven laten kijken.
Het idee achter het project SUSTAINED is dat mensen mooi of duur tafellinnen vaak maar zelden gebruiken, omdat ze bang zijn dat er vlekken op komen. En áls ze het dan gebruiken, voelen ze zich ongemakkelijk en kunnen niet ontspannen dineren. Of andersom: een verder mooi tafelkleed blijft in de kast liggen, omdat er onuitwasbare vlekken of slijtplekken in zitten. Sara bewerkt tweedehands keukentextiel en tafellinnen met sierlijke geborduurde en gezeefdrukte vlekken en kringen. Hiermee viert zij de vlek, het vakmanschap en de schoonheid van damast.
Goudborduurwerk: modern of traditioneel?
Een inkijk in de toepassing van goudborduurwerk in het verleden en in de hedendaagse Haute Couture
Alina Blasquez
De oorsprong van goudborduurwerk ligt in het oosten en kent een lange geschiedenis. In de late middeleeuwen is het borduren met gouddraad en verguld zilverdraad uiteindelijk in Europa terecht gekomen, te beginnen met het opus anglicanum in Engeland. De auteur beschrijft de nieuwe technieken en materialen die in later eeuwen worden gebruikt. In de vijftiende eeuw raakte opus anglicanum uit de mode en werd het overvleugeld door een nieuwe, arbeidsintensievere techniek, or nué, die werd gehanteerd door Franse, Nederlandse en Vlaamse borduurders.
Door technologische ontwikkelingen werd in de late zeventiende eeuw het gebruik van een dunnere gouddraad mogelijk, ook wel passing thread genoemd. Cannetille, spiraalvormig gewonden (verguld) zilverdraad, bleek zeer geschikt voor het borduren van uitbundige rocailles.
Het goudborduren raakte in de twintigste eeuw volledig uit de mode, maar in de eenentwintigste eeuw beleeft de toepassing van goudborduurwerk een revival. Veel tradities van vroeger worden daarbij opnieuw toegepast in de hedendaagse haute couture. Bovendien zijn de technieken door de jaren heen steeds verder geperfectioneerd.
Fondazione Lisio in Florence: textielreproductie en -restauratie
Eva Basile
Giuseppe Lisio (1870-1943) was zeer geïnteresseerd in de weefkunst van de elfde tot de achttiende eeuw in Italië. Hij nam zich voor die stoffen zeer nauwgezet te gaan reproduceren. Wel met handweefgetouwen, maar dan voorzien van een Jacquardmachine. In 1906 startte hij zijn handweverij in Florence. Hij verzamelde oude bijzondere textielfragmenten en bestudeerde daarvan de techniek en de dessins. Aan het einde van de negentiende eeuw en in het begin van de twintigste eeuw was de Renaissance de hoogste uitdrukking van de nationale cultuur in Italië. De stoffen met hun dessins uit die periode waren immens populair. Lisio specialiseerde zich in het weven van kopieën van onder andere antieke zijden fluwelen en zijdebrokaat. Maar ook stoffen met nieuwe ontwerpen werden geweven.
Na enkele omzwervingen werd de weverij definitief in Florence gevestigd. In 1971 werd het bedrijf gesloten en zijn het archief en de handweverij ondergebracht in een culturele stichting: Fondazione Arte della Seta Lisio. Naast het weven van zijden stoffen met hedendaagse ontwerpen werkt men ook veelvuldig aan restauratieopdrachten van onder andere musea en paleizen met antieke interieurs.
De stichting geeft een tijdschrift uit, Jacquard, en verzorgt cursussen over verschillende textieltechnieken zoals borduren, weven op een jacquardgetouw en restaureren van textiel.
Hergebruik en reparaties. Een selectie uit de collectie van het Fries Museum in Leeuwarden
Gieneke Arnolli
In de zeventiende en achttiende eeuw was textiel een uitgesproken kostbaar materiaal, waar een wollenaaister, die vrouwen- en kinderkleding maakte, zo zuinig mogelijk mee om moest gaan. Hoewel alle meisjes een basisopleiding in het naaien kregen om de kleding van hun gezinnen te kunnen verstellen, werd niet iedereen werd daar even bekwaam in. Dan kon men zich dan wenden tot een professionele naaister, een eerzaam maar slecht betaald beroep. Dat blijkt uit een inventariserend onderzoek in Friese archiefstukken. Hierin werden in de achttiende eeuw de meeste wol(le)naaisters kortweg ‘naaister’ genoemd.
Sits, de fijngeweven handbeschilderde katoen uit India, blijft in vergelijking met wol en zijde veel langer mooi en wordt niet opgegeten door motten. Naaisters vermaakten dan ook opvallend vaak sitsen kledingstukken, zoals een onderjak met rijgsluiting dat is samengesteld uit kleine stukken zeventiende-eeuwse sits die afkomstig lijken van een bedgordijn. Of een zonhoedvoering, gemaakt van een sprei met een grote bloeiende boom. Zelfs in de negentiende eeuw, toen sits uit de mode was geraakt, werd het hergebruikt, zoals in een empire kinderjak van 76 stoffragmenten of een vrouwenjak gemaakt van een rok. Van sitsen Hindelooper ‘wentkes’, lange getailleerde vrouwenjassen, werden vaak bedcapes of schoudermantels gemaakt.
De verfijnde stoppen die geoefend werden op Friese stoplappen zijn maar mondjesmaat terug te vinden in kledingstukken.
De Bloem van Zaandijk. Historische kleding hergebruikt voor volksfeesten en een toneelstuk in Zaandijk
Inge Bosman
Inge Bosman vertelt over haar speurwerk in Zaanse collecties. Zij ontdekte dat het beeld van de Zaanse streekdracht, zoals vastgelegd in foto’s van onder andere de opvoering van een toneelstuk in 1894, niet klopte. Het toneelstuk speelde in 1794, maar er waren eind-negentiende eeuw onvoldoende originele kostuums uit het einde van de achttiende eeuw om de volledige cast van dertig mensen aan te kleden. Daarom werden kostuumonderdelen uit verschillende tijdsperiodes – van 1760 tot 1820 – aan elkaar gekoppeld.
De foto’s van deze festiviteiten werden lange tijd aangezien voor afbeeldingen van de historische werkelijkheid uit 1794. Pas wanneer in de tweede helft van de twintigste eeuw systematisch onderzoek gedaan wordt aan de kledingstukken zelf wordt duidelijke hoezeer deze zijn veranderd en vermaakt. De redenen hiervoor waren divers. Het grote aantal acteurs en het betrekkelijk kleine aantal kledingstukken noodzaakte tot een efficiënte verdeling daarvan over de personages. Ook werd duidelijk dat de kostuumonderdelen werden aangepast aan het laat-negentiende eeuwse modebeeld en, last but not least, aan de lichaamsmaten van de medespelers.
Batik, tien jaar immaterieel erfgoed van Indonesië
Sabine Bolk
In 2009 ondernam Sabine Bolk haar eerste ‘Reis naar batik’. Als net afgestudeerd beeldend kunstenaar zocht ze naar een manier om diepere betekenis te geven aan haar gebruik van, en liefde voor, patronen. Batik leren maken leek de oplossing te zijn, dus vertrok ze in 2009 voor een maand naar Java. Batik was op 2 oktober net immaterieel UNESCO erfgoed geworden, maar hoe ging het eigenlijk met deze traditie? Wat ze aantrof was een industrie ver verwijderd van het romantische beeld dat er in Nederland van heerst. Terug in Nederland realiseerde Sabine zich dat ze niet zelf een pembatik wilde worden: het zijn de verhalen, de patroonleer en de historie van batik die haar fascineren. Ze ging verder met haar blog en volgde de ontwikkeling van batik als beschermd erfgoed. Nu, tien jaar later, staat batik als ambacht helaas nog steeds onder druk. Gelukkig geeft de nieuwe generatie hoop! Er zijn nieuwe batikmakers die de traditie van het maken voortzetten. En er zijn nieuwe dragers, onderzoekers, ontwerpers, kunstenaars en andere batikfans, overal ter wereld, die batik verzamelen, tot mode maken en promoten.